
Meta-schools
Vannacht werd ik wakker en ik begon te dromen… Over hoe het onderwijs eruit zou zien als het echt zou beantwoorden aan de behoeften van onze kinderen en onze toekomst, aan onze wensen voor een diversere samenleving. Plotseling kwam er een heel helder beeld van scholen die de vrijheid nemen om uit te breken, uit de hokjes van kennisoverdracht, oordeel en prestatiegerichtheid. Scholen die geen scheiding meer hoeven te maken tussen begeleiding op het vlak van kennis (door leerkrachten) en gevoelens of relaties (door CLB-psychologen), scholen die zelf de dimensie van welzijn en veerkracht-ontwikkeling mogen inrichten, en dat dit door het beleid wordt erkend als hun opdracht en verantwoordelijkheid. Scholen waarin niet alleen leerlingen iets bij mogen leren, maar waar ook directie en leerkrachten de (financiële) ruimte krijgen om hun competenties en metaskills -die vandaag en de komende jaren broodnodig zijn- te blijven ontwikkelen. Meta-skools waarin leerlingen allerlei verschillende vormen van vrijheid kunnen ervaren: de vrijheid om te zijn wie je bent zonder daarop beoordeeld te worden, de vrijheid van toegang te hebben tot onnoemelijk veel kennis, om de tijd en ruimte te hebben om te voelen en in gesprek te gaan over wat jou motiveert, raakt, blij maakt, beangstigt en uitdaagt. De vrijheid van jezelf en elkaar te mogen confronteren met onaangename gevoelens en de vrijheid die het brengt om daarin een gepaste begrenzing, structuur, steun en omkadering te krijgen. De vrijheid van je veilig genoeg te voelen om dapper verbinding te blijven zoeken met jezelf en elkaar. En de vrijheid van in je eentje, op eigen wijze én samen te leren werken, door kennis te delen met elkaar, en zo de wereld beter te begrijpen en lief te hebben.
Bij het herlezen van mijn eigen woorden, merk ik gelukkig op dat ik vele elementen herken in vele scholen die bereid zijn te vechten voor bovenstaande ontwikkelingen en vrijheid, die zelf al van alles in gang hebben gezet met de beperkte middelen die ze hebben. Ze weten heel goed dat de wereld verandert en zijn vragende partij om beter te leren omgaan met moeilijke individuele en groepsdynamieken zoals polarisatie, discriminatie, machtsmisbruik en radicaliseringsprocessen. Het kan van levensbelang zijn om te weten hoe je signalen van leerlingen die het niet meer zien zitten, kunt opvangen en erop in kan spelen. Een integrale, inclusieve aanpak dringt zich op, en die woorden vindt je ook overal terug. Maar de budgetten en beleidsstructuren hebben niet dezelfde evolutie doorgemaakt. Helaas zit het geld voor welzijn in een ander ministerieel hokje dan dat van onderwijs. Het welzijnskabinet situeert zich bovendien in de privé-sfeer: de overvolle bestaande diensten en structuren draaien om het behandelen van individuele fysieke en mentale gezondheid. En de emotionele gezondheid bungelt een beetje overal aan als een onhandig en vooral onaangenaam aanhangsel dat aan geestelijke gezondheidswerkers wordt toegeschoven: dat gedoe waar we geen raad mee weten en dat te pas en te onpas, langverwacht of als grote verrassing, komt opduiken op eender welke plek. Het onderwijs-kabinet hoeft daar weinig aandacht (en geld) aan te geven, want dat bevindt zich in het beleidshokje van toeleiding naar werk. Interessant dat op deze manier de verantwoordelijkheid voor welzijn bij het individu wordt gelegd, en dat het onderwijs nog steeds de finaliteit lijkt te hebben van kinderen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. En dat terwijl we allemaal heel goed beseffen dat welzijn uitermate afhankelijk is van verbinding tussen mensen en levensgebieden, en niet van shoppen zoals mediaberichten vaak doen vermoeden. En dat terwijl het al jaren duidelijk is dat de arbeidsmarkt vooral superdivers, dynamisch en veelzijdig is geworden: de tijd van industrie en langdurige stabiele carrières in eenzelfde organisatie is voorbij. We zijn dus nog steeds georganiseerd volgens jaren ‘60-hokjes, terwijl ons discours al lang is veranderd. Geen wonder dat alles aan het vastlopen is: we weten allemaal dat de huidige generatie opgroeiende kinderen geen toekomstige lopende-band-of-mijnwerkers zullen zijn en dat ze zich beter zullen ontwikkelen als opvoeding en onderwijs hand in hand gaan. We horen al jaren stemmen opgaan dat de structuren en fundamenten van onze maatschappij zijn verouderd en verzakt.
Even een uitstapje naar een metafoor en een andere sector, de bouw (overigens ook een sector met veel welzijns-miserie). Stel je voor: er staan twee gebouwen. Elk met een eigen structuur: één met woningen voor gezinnen, een ander met ruimtes voor bedrijven. Af en toe worden ze gerenoveerd om aan de veranderende omstandigheden van beide doelgroepen tegemoet te komen. Ze zien er nog functioneel genoeg en in aanvaardbare staat uit. Er staat ook een derde gebouw, vlakbij het gebouw voor bedrijven, maar dat is al een tijdje niet gerenoveerd geweest. Alleen de borden die bij de ingang hangen, die zien er wel nieuw uit. Er straalt een wens van warm onthaal en ondersteuning uit de zorgvuldig gekozen kleuren, beelden en letters. Het voelt een beetje vreemd als je er binnengaat, alsof er iets niet klopt, maar het is niet meteen duidelijk wat. Je intuïtie stelt vragen en je brein gaat op zoek naar verklaringen, construeert verhalen. Je zintuigen scannen de omgeving op signalen die een indicatie geven van hoe je de puzzel kunt leggen, totdat je een beeld ontwaart dat je onbestemde gevoel kan verklaren. Het is al snel te zien dat het dak lekt, dat sommige vloeren verzakken en dat vochtschimmels zich vrolijk voortplanten in de muren. Dit gebouw is de plek waar onze kinderen bijna 40 uur (of soms meer) per week doorbrengen: het onderwijs. Ons hart als ouder of begeleider krimpt samen als we eraan denken dat onze kinderen hele dagen, maanden, jaren, in een onveilige omgeving vertoeven. Zo een belangrijke plek moet natuurlijk veilig zijn. Het is overduidelijk dat we de mankementen zo snel mogelijk moeten rechtzetten. Er wordt keihard gewerkt, iedereen doet haar of zijn uiterste best om snelle beslissingen te nemen, de nodige reparaties uit te voeren, te zorgen dat de grote ongemakken en het gevaar verdwijnen, en dat onze kinderen weer voldoende beschermd zijn. Het jaar daarop begint het ongemak opnieuw: andere stukken van het dak zijn kapot, een vloer die vorig jaar nog standhield zakt in en de vochtschimmels komen terug. Weer wordt alles in het werk gesteld voor snel herstel en is iedereen weer gerust.
Terug uit de metafoor. Dit is wat ik jaar na jaar zie gebeuren met het onderwijs. Bijna heel het dak is ondertussen gerepareerd en de vloeren ook, maar de schimmels zullen blijven, totdat we erkennen dat er iets mis is met de grond, de fundamenten en de materialen waarmee de muren gebouwd zijn. Ik denk dat de schimmels in het gebouw niet zullen verdwijnen, het zal zelfs erger worden. Ik denk dat er nood is aan meerdere gezonde gebouwen die op andere plekken gebouwd worden, op goede grond en met de organische materialen en competenties die er vandaag voorhanden zijn. Op plekken die de weg volgen van echte verbinding tussen gezinnen en organisaties, tussen individu en collectief, tussen veilige geborgenheid en onveilige uitdagingen die het leven in zich draagt. Gebouwen die beantwoorden aan de verschillende basisbehoeften van ouders, peuters, kinderen, jongeren en hun begeleiders. Er is een grote nood aan onderwijs dat de juiste inschattingen maakt en dynamisch kan handelen, vooral op het vlak van fysieke en emotionele groei, evenwaardig aan de cognitieve en intellectuele ontwikkeling. Zodat onze kinderen én hun begeleiders vaardigheden kunnen ontwikkelen voor een toekomst waarin niet-weten, onzekerheid, onmacht en conflict normaal zijn.
Ken je de nieuwjaarswensen van Jacques Brel uit 1968? Er is ondertussen al veel gebeurd, én er is nog veel werk te verzetten, genoeg werk voor iedereen. Het werk om geluksgevoel niet meer te verwarren met materiële bevrediging van verlangens, het moeizame werk van dichter naar elkaar toe te groeien, van het toelaten van de liefde en pijn in het avontuur dat ‘leven’ heet. Wie durft zichzelf en elkaar in de ogen te kijken en te erkennen dat we onszelf én elkaar in de weg lopen? Pas daarna kunnen we samen op zoek gaan naar dat wat we als mens écht wensen, naar een dieper geluk dan de volgende nieuwe aankoop. Luister naar de kinderstemmen*: zij weten als geen ander dat je geluk vindt in de armen van je familie en vrienden, in de nabijheid als het even moeilijk is, en in het koesteren van je dromen.
“Ik wens u eindeloze dromen toe en een razende zin om er een aantal van te realiseren.
Ik wens u toe te houden van waar je van moet houden en te vergeten wat je moet vergeten.
Ik wens u passies toe, ik wens u stiltes toe
Ik wens u vogelgezang toe bij het ontwaken en het gelach van kinderen.
Ik wens dat jullie het verschillend zijn van anderen respecteren, want de waarden en de normen van een ieder zijn vaak de moeite van het ontdekken waard.
Ik wens u toe weerstand te bieden aan de verleiding en de onverschilligheid en de negatieve tendensen van deze tijd.
Ten slotte wens ik u toe nooit op te houden met nieuwsgierig zijn, met het onderzoeken van avontuur, het leven en van de liefde, want het leven is een magnifiek avontuur en niets daarvan mag je door redelijkheid laten verpesten zonder daar een woeste strijd voor te leveren.
Ik wens u vooral toe uzelf te zijn, trots te zijn op je bestaan en gelukkig, want geluk is ons werkelijk lot.”
Jacques Brel, 1968
Ylva Berg
*Kinderstemmen uit de ResMove Conversations. Over hoe de nabije toekomst eruit zou kunnen zien, over het verschil tussen online en op locatie samenkomen, en over waarom het leven leuk en moeilijk, en de dood triestig is.